Verlichting
Een aantal jaar geleden was het nooit in mij opgekomen om in de sector ‘gezondheid en welzijn’ te gaan studeren. Het was een richting die niet echt bij mij paste, had ik het idee. Vandaag de dag ben ik toch hard op weg om in deze sector mijn toekomst te zoeken. Ik ben hier terecht gekomen door mijn bijbaantje in een verzorgingshuis. In dit verzorgingshuis, laten we het St. Antonius noemen, ben ik in aanraking gekomen met (naar mijn mening) de mooiste doelgroep om mee te werken: ouderen. In St. Antonius heb ik gezien wat de mooie kanten zijn van het werken met de oudere doelgroep. Ik heb echter ook de keerzijde mogen ervaren en gezien dat er nog heel wat werk aan de winkel is.
Mijn baantje in St. Antonius was niet het meest uitdagende werk. Ik deed wat huishoudelijke klusjes en voorzag de bewoners van eten. Toch heb ik prachtige herinneringen overgehouden aan de tijd die ik daar doorbracht. Ik zou kunnen schrijven over de keer dat de vogel van een oude dame bijna in mijn stofzuiger verdween. Ik zou u kunnen vertellen over het moment dat ik halverwege de ochtend besefte dat ik door het hele huis per ongeluk griesmeelpap in plaats van rijstepap had rondgebracht; volgens de meeste bewoners een wezenlijk verschil. Ik kan u meenemen in een verhaal over mevrouw Uil, die over elke plant in haar kamer zo’n 15 minuten wilde vertellen. Ze had zo’n veertig planten, reken maar uit. U begrijpt dat ik daar niet echt aan schoonmaken ben toegekomen. Al deze verhalen laat ik echter voor wat ze zijn. Ik wil u vandaag meenemen in een verhaal over de kant van ouderen die niet heel vaak aan het licht komt. Ik wil het met u hebben over de ondeugende kant van ouderen.
In het huis waar ik werkte woonde ook een zekere mevrouw Van ’t Licht. Deze bewoonster was de tachtig al gepasseerd en woonde al een tweetal decennia in het desbetreffende huis. Haar kamer was keurig opgeruimd en zag er piekfijn uit. Op een dinsdagochtend was het mijn taak om deze kamer eens een grondige beurt te geven. Bepakt en bezakt met schoonmaakkar en stofzuiger trok ik erop uit. Bij de kamer aangekomen begon mijn schoonmaakritueel. Van boven naar beneden werken en het meest vieze als laatst. Op gegeven moment was de stofzuiger aan de beurt. Met frisse moed begon ik te stofzuigen, totdat ik op ongelukkige, onhandige wijze achter het snoer van een lamp bleef hangen. Er was geen redden meer aan en met een grote vaart viel de lamp twee meter naar beneden op de grond. Achter mij gaf mevrouw Van ’t Licht een verschrikt gilletje. Ze leek behoorlijk ontdaan. Met het schaamrood op mijn kaken pakte ik de lamp van de grond. Hij leek gelukkig nog enigszins te repareren en dat probeerde ik dan ook met man en macht te doen. De bewoonster was ondertussen bijgekomen van de schrik en begon me de les te lezen. In grove bewoordingen maakte ze me duidelijk hoe kostbaar die lamp was, hoeveel hij voor haar betekende en hoe moeilijk het was om hem te repareren. Alsof ik nog niet erg genoeg geschrokken was. Na ongeveer vijf minuten prutsen had ik de lamp weer behoorlijk gefatsoeneerd. Hij stond weer op zijn oude plek (misschien een klein beetje scheef) en het belangrijkste: hij deed het nog! Ik vervolgde mijn schoonmaakwerk en zorgde dat ik uit de buurt bleef van alle snoeren die in de kamer te vinden waren. Na een halfuurtje was ik toch een tikkeltje opgelucht dat ik de woning kon verlaten. Ik zei de mevrouw gedag en wilde zo snel mogelijk vluchten. Mevrouw had echter nog wat te zeggen. Ze keek me met olijke ogen aan en zei: “Sorry, maar had ik al gezegd dat die lamp echt bijna elke week van de televisie valt?”
*Wegens privacyredenen zijn de namen gefingeerd